Johannes aan het woord

Duiken in de waan

Regelmatig vraag ik me af hoe mijn eerste dagen voor de klas waren. Was ik zenuwachtig? Trilden mijn handen? Was ik onzeker over bijna alles? Ik weet het niet meer. Wel kan ik me herinneren dat ik heel moe was. Simpelweg uitgeput van het continue aanstaan, het moeten opletten en de constante beweging voor mijn neus. Het kwam regelmatig voor dat ik uit school kwam en gelijk doorliep naar bank en voor ik die raakte al was ingedut. Laat staan dat ik de energie had om me af te vragen hoe het eigenlijk met mij ging.

Vorige week verwelkomden we een tiental nieuwe docenten-in-opleiding in het inductietraject. Mijn collega’s en ik hadden een intensief, maar mooi introductieprogramma gemaakt met als doel: zo goed mogelijk toegerust aan de start verschijnen. Met lesvoorbereiding en klassenmanagement als centrale thema’s dachten we wel goed te zitten. En dat was inhoudelijk ook wel zo, maar het ging ook vooral ergens anders over: wie ben ik (voor de klas) en waar werk ik (met de klas) naartoe? Gelukkig was er veel ruimte om met elkaar over die vragen na te denken, aangezien de antwoorden heel persoonlijk zijn en veel verkenning vragen. Ook zijn ze niet in beton gegoten en is het zaak om deze vragen te blijven stellen, want je antwoord groeit mee met je ontwikkeling.

Dat klinkt natuurlijk heel mooi: die vragen aan jezelf blijven stellen. Maar dat valt lang niet mee. De waan van de dag neemt het graag van je over en introspectie valt na een lange dag met je in slaap op de bank. En wie heeft daar geen begrip voor? Zeker als beginnend docent heb je al je energie nodig voor het primaire proces. Je lessen moeten worden voorbereid en gegeven. Vergaderingen moeten worden bijgewoond en af en toe worden voorzien van een idee of in ieder geval een zinnige bijdrage. Nog even contact met het thuisfront van een leerling om nog maar te zwijgen van het waardevol becommentariëren van gemaakte werken. De druk is hoog in het onderwijs en als je de routine nog mist, is het soms pompen of verzuipen.

Natuurlijk is er op scholen aandacht voor juist deze problematiek. Er is begeleiding van startende docenten, er zijn groepjes van starters om je ervaringen te delen en natuurlijk zijn er collega’s die de taak hebben om starters te begeleiden. Ook zijn er van overheidswege allerlei werkdrukverlagende maatregelen in het leven geroepen voor startende docenten. Daarbij biedt de opleidingsdag op de Hogeschool Utrecht een hele fijne ontsnapping aan de waan van de dag. Genoeg mogelijkheden dus voor reflectie, zeker als ze georganiseerd worden door een ander.

Toch is de praktijk weerbarstig en blijkt het reflecteren op je docentschap een mooie, maar moeilijke opgave. Te veel beginnende docenten nemen pas de tijd om zichzelf wezenlijke vragen te stellen, als ze al ver in het rood staan. Dan is er weinig manoeuvreerruimte meer en wordt het denken bepaalt door de vraag: kan ik het wel? Die vraag is, als je in het nauw zit, zeer beklemmend en het antwoord wordt vaak bepaald door de waan van de dag.

Terug naar het begin van deze blog. Ondanks de, voor beginnende docenten, zeer relevante inhoud van de introductiedag ging het ergens anders over. Het ging om de onderstroom: wie ben ik (voor de klas) en waar werk ik (met de klas) naartoe? Onontbeerlijke vragen in een vak waarin je voortdurend wordt geconfronteerd met de resultaten van je eigen handelen. Toch zijn ze vaak verbannen naar opleidings- en studiedagen of zijn ze het sluitstuk van een lastige periode. En daar zijn ze eigenlijk te wezenlijk voor. Laten we ze dus geen sluitstuk meer maken, maar een springplank. Een springplank om de dag in te duiken. Een goede sprong vraagt oefening. Oefening in aanloop, afzet en duik. Oefening om steeds een beetje beter te worden in het omarmen van het water. Oefening in de sprong voor elke dag!

Geschreven door: Johannes Oosterbroek